Vocabulary of the day
de kleding (die Kleidung)
de blouse (die Bluse)
de broek (die Hose)
het pak (der Anzug)
de jas (der Mantel)
het overhemd (das Hemd)
het T-shirt (das T-Shirt)
het jasje (die Jacke)
de spijkerbroek (die Jeans)
de rok (der Rock)
de trui (der Pullover)
de sok (die Socke)
de sjaal (der Schal)
de jurk (das Kleid)
de beha (der BH)
de muts (die Mütze)
de stropdas (die Krawatte)
het badpak (der Badeanzug)
de zwemshorts (die Badeshorts)
de schoen (der Schuh)
de laars (der Stiefel)
het ondergoed (die Unterwäsche)
de hoed (der Hut)
de riem (der Gürtel)
de bikini (der Bikini)
de handschoenen (die Handschuhe)
de pyjama (der Schlafanzug)
de nachtjapon (das Nachthemd)
de panty (die Strumpfhose)
