Vocabulary of the day
Gapen (yawn)
wakker worden (wake up)
rekken (stretch)
een douche nemen (take a shower)
ontbijten (eat breakfast)
tanden poetsen (brush teeth)
ontbijt maken (make breakfast)
het huis verlaten (leave home)
de bus pakken (catch the bus)
opstaan (get up)
haren kammen (comb hair)
het bed opmaken (make the bed)
aankleden (get dressed)
beginnen met werken (start work)
studeren (study)
klas bijwonen (attend class)
televisie kijken (watch TV)
ontspannen (relax)
naar school gaan (go to school)
lunchen (have lunch)
een pauze nemen (take a break)
thuiskomen (return home)
huiswerk maken (do homework)
het avondeten koken (cook dinner)
avondeten eten (eat dinner)
een boek lezen (read a book)
gaan wandelen (go for a walk)
oefening (exercise)
een bad nemen (take a bath)
tanden poetsen (brush teeth)
trek een pyjama aan (put on pajamas)
Doe het licht uit. (turn off the light)
gaan slapen (go to sleep)