Vocabulary of the day
agenda (agenda)
saldo (balance)
bedrijf (business)
Kapitaal (capital)
rekening (account)
faillissement (bankruptcy)
begroting (budget)
merk (brand)
klant (client)
concurrentie (competition)
onderneming (corporate)
klant (customer)
contract (contract)
schuld (debt)
werkgever (employer)
Eigen vermogen (equity)
samenwerken (collaborate)
provisie (commission)
onderneming (company)
overeenkomst (deal)
Economie (economy)
onderneming (enterprise)
werknemer (employee)
Ondernemer (entrepreneur)
exporteren (export)
groei (growth)
financiën (finance)
importeren (import)
inkomen (income)
industrie (industry)
leider (leader)
Marketing (marketing)
vergadering (meeting)
innovatie (innovation)
investering (investment)
onderhandelen (negotiate)
Doel (goal)
franchise (franchise)
beheer (management)
markt (market)
fusie (merger)
factuur (invoice)
Vennootschap (partnership)
portefeuille (portfolio)
netwerk (network)
octrooi (patent)
promotie (promotion)
recessie (recession)
verkoop (sales)
Aandeelhouder (shareholder)
handel (trade)
winst (profit)
Omzet (revenue)
start-up (startup)
toelevering (supply)
salaris (salary)
strategie (strategy)
transactie (transaction)
arbeidskrachten (workforce)
